In de lente wordt het weer warmer en de dagen gaan langzamerhand langer worden. De natuur ontwaakt en komt als ware uit haar winterslaap. Alles wordt groener en de eerste kleurrijke bloemen komen uit. En ook insecten komen weer te voorschijn. Naarmate de temperaturen in de maanden maart en april stijgen, neemt de aanwezigheid van seizoens-en zomerinsecten toe: als eerste worden de mieren actief gevolgd door vliegende insecten zoals vliegen en muggen. Wanneer we een zachte winter hebben gehad, kunnen insecten vroeger te voorschijn komen.
Door de hoge temperaturen in de zomer zijn alle insecten zeer actief. De warmte zorgt er namelijk voor dat insecten zich goed kunnen ontwikkelen en voortplanten. De zomer is dus het seizoen waarin de meeste insecten, zowel vliegend als kruipend, actief aanwezig zijn. Er is dan vooral veel overlast van muggen, vliegen en fruitvliegjes. Wanneer we een lange nazomer hebben, blijven insecten zelfs tot de maand september actief.
In de herfst wordt het weer kouder, de dagen zijn korter, de bladeren verkleuren en vallen van de bomen. Insecten beginnen in deze periode van het jaar minder actief te worden. In oktober en november kun je meer overlast hebben van bijvoorbeeld motten. Ook muizen gaan dan op zoek naar een warmere omgeving en kunnen overlast in huis geven.
Als de herfst overgaat in de winter gaan de temperaturen flink omlaag. Insecten passen zich aan deze weersomstandigheden aan en gaan op zoek naar plaatsen waar ze beschermd zijn. De meeste brengen de winter ondergronds door (waar de vorst niet kan komen), onder organisch afval of op andere geïsoleerde plaatsen. Omdat de winter het koudste seizoen is, zijn er veel minder tot geen insecten aanwezig: er zijn vrijwel geen vliegen, muggen of mieren. Maar kruipende insecten zoals zilvervisjes zijn stabieler van aard en zijn gedurende het hele jaar aanwezig.